
Kort geleden heb ik het gedicht geplaatst dat Constantijn Huijgens schreef toen zijn vrouw stierf. Een ontroerend gedicht dat de eeuwen doorstaan heeft, dat niets aan kracht verloren heeft. Dat is wat oprechte funeraire poëzie heet.
Het korte gedichtje dat hij schreef vanwege de dood van zijn hondje is natuurlijk van een volstrekt ander kaliber. Feitelijk mag je deze twee niet vergelijken, het zijn appels en peren. Huijgens heeft het dan ook nooit willen publiceren. Het was in zijn ogen een klein, sentimenteel onding. Het betrof dan ook slechts zijn hondje Gekkie:
Mijn Gekkies grafschrift
Dit is mijn hondjes graf
Ik zeg er niets meer af,
dan dat ik wenste (en de wereld was niet bedorven)
dat mijn klein Gekje leefde, en al de Groten storven.
Driehonderd jaar later schrijft Jan Hanlo over de dood van zijn hond. Op een heel andere wijze. Kort en krachtig. Absoluut niet sentimenteel en misschien daarom zo indringend:
Hond met bijnaam Knak
God, zegen Knak
Hij is nu dood
Zijn tong, verhemelte, was rood
Toen was het wit
Toen was hij dood
God, zegen Knak
Hij was een hond
Zijn naam was Knak
Maar in zijn hondenlichaam stak
Een beste ziel
Een verre tak
Een oud verbond
God, zegen Knak
En de moderne tijd zou onze moderne multimediale tijd niet zijn als er niet een prachtige animatie van dit gedicht op Youtube te zien was:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten