donderdag 19 mei 2011

Wanhoop

Vandaag is het honderd jaar geleden dat Annie M.G. Schmidt geboren werd. Je kunt er lang of kort over zijn, maar haar werk heeft verregaande invloed gehad. Bij inmiddels vier generaties hebben haar versjes onuitwisbare beelden en begrippen in het hoofd geprent.
Aan Annie was niets zoetsappigs. Zo heb ik het als kind ook zeker niet ervaren. Meestal zat er iets vaag duisters aan haar verhaaltjes. Iets engs, dat je niet kon benoemen, dat je niet helemaal begreep. Of juist wél begreep, maar dan inderdaad niet kon benoemen.

Op de kleuterschool in 1970 moesten wij De Poedelman uit het hoofd leren. En die was zo eng, dat ik hier nog altijd de tekst niet wil weergeven.  Dat weerzinwekkende versje kijk ik nooit meer terug. Laat die griezel maar verzuipen in zijn sop. Dat komt ook doordat ik het verwarrende woord poedelen toen niet begreep, voor mij waren poedels de destijds erg populaire hondjes. Ik wou er ook eentje.

Dan dat fluitketeltje, ook een drama, feitelijk gezien. De wanhoop. Maar dat is tenminste wanhoop waarmee ik kan omgaan. Veilig omgebogen naar alledaagse spulletjes, goed inleefbaar, maar niet te dichtbij.
 


Het fluitketeltje

Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis
Het keteltje staat op 't kolenfornuis
De hele familie is uit
En 't fluit, en 't fluit, en 't fluit

De pan met andijvie zegt: "Foei, o foei!
Hou eindelijk op met dat nare geloei!
Wees eindelijk stil asjeblief
Je lijkt wel een locomotief"

De deftige braadpan met lapjes en zjuu
Zegt: "Goeie genade, wat krijgen we nu?
Je kunt niet meer sudderen hier
Ik sudder niet meer met plezier!"

Het keteltje jammert: "Ik hou niet meer op!
Het komt door m'n dop!
Het komt door m'n dop!
Ik moet fluiten, zo lang als ik kook
En ik kan 't niet helpen ook!"

Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
En het keteltje staat op 't kolenfornuis
't Fluit, en 't fluit, en 't fluit
Wij houden het echt niet meer uit
Echt niet meer uit...

zondag 15 mei 2011

schimmig

De Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal (1891-1970) blijft een schimmige figuur. Hij was een oplichter en heeft daarvoor in de gevangenis gezeten. Buitengewoon kleurrijk beschrijft hij het leven aan de zelfkant van de vroeg 20ste-eeuwse grote stad.
Zijn grootste succes, het beroemde jeugdboek Polletje Piekhaar (1935), verhaalt in een mengeling van plat-rotterdams en bargoens over het leven van een Rotterdams straatjochie, dat elke dag opnieuw inventief moet zijn om zijn dagelijkse kostje bijeen te scharrelen.
Het boek was een instant hit, maar werd vanwege het grove taalgebruik en de niet onaantrekkelijke criminele concepten, verboden voor scholieren. Veel ouderen herinneren zich hoe het boek stiekem onder de schoolbanken van hand tot hand ging. Ook ver na de oorlog.

Onderstaand gedicht van Van iependaal is niet uit Polletje, maar sluit wel aan op dit verhaal.


De steeg

De kerels kleven aan de hoek
Van het verpuinde straatje
En rollen, tussen fluim en vloek,
Het zoveelste piraatje

De vrouwen hangen, uitgedord,
Hun kommer en hun wrevel,
En al wat aan hun leven schort,
Reikhalzend uit de gevel.


Het late licht druipt loom en leeg
Door de gebarsten ruiten
En roept de kleuters van de steeg,
Die binnen zijn, naar buiten...

Naar buiten, waar het huisvuil rot,
In de verzande goten
En waar de jeugd een toegang tot
Een uitweg is gesloten


(piraatje = sigaretje)

vrijdag 6 mei 2011

Een goed begin

Ieder heeft zo zijn eigen manier om de dag te beginnen. Velen starten met een ondraaglijk ochtendhumeur. Wellicht is het onderstaande, lichtvoetige gedicht van Veronique van Dijk een goede tip voor hen.






De dag begint, de zon schijnt door de ruiten
Ik voel me slaperig, wat loom en zwaar
Ik rek me uit, er kraken beddenveren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar

Ik hoor de krantenjongen buiten fluiten
Het tuinhek piept: de ochtendkrant is daar
Ik moet me zo toch echt gaan toiletteren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar

De hond staat bij de deur en wil naar buiten
Hij jankt en piept en krabt en maakt misbaar
‘Ik kom er aan’, roep ik, en: ‘Krijg de klere
Nog één moment: ik kom eerst even klaar’

Ik ben nu werk’lijk bijna niet te stuiten
Het vrolijk morgenlicht dat ik ervaar
Lijkt mij alleen maar meer te stimuleren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar

woensdag 27 april 2011

dikke dooiigheid

Omdat ik toch zoveel aan rouwgedichten doe, mag een gedichtje van Willem van Iependaal niet ontbreken. Met enig voorbehoud, want hij is uitermate cynisch. Zijn rouwgedicht is dan ook een pastiche. Ofwel een cynisch verslag van de begrafenis van een standaard 19de-eeuwse kapitalist: Dikke Dinges, symbool voor de hardvochtige, meedogenloze huisjesmelker, en dientengevolge 'makelaar in kinderleed'.

De Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal is tegenwoordig totaal vergeten. Doodzonde, want het is een heel bijzondere schrijver. Zijn werk bulkt van de levenslust, bijzondere taalvondsten en spetterend schrijfplezier. En ja, ook van sarcasme en cynisme. Over hemzelf is vrij weinig bekend, maar over zijn werk is het laatste woord nog niet gezegd. Daar zal ik persoonlijk zorg voor dragen.

Gelukkig is er vandaag de dag in Bibliotheek Rotterdam nog aardig wat van zijn werk te vinden. Het meeste is niet uitleenbaar, omdat het oude werken zijn die weinig herdrukt zijn. Wel zijn ze voor iedereen vrij opvraagbaar en ter plaatse te bekijken. Zie de catalogus en vraag aan de balie!

Dikke Dinges R.I.P.

Dikke dinges was verscheiden,
in zijn Heer en litjemaux,
de professor kwam en zeide:
"Hum, hum, hum...." en liet het zoo.
Doodkist werd besteld, gemeten
afgebiest met plint en lat
die, met zillever besmeten,
krap, fataal en poenig zat.


Zeven bidders wiegewankten
in d'r grafgezanten vlijt
met de kostbaar ingeplankte
vieze dikke dooiigheid.
Van de traphal naar den wagen,
van de wagen naar het graf....
trapten in plechtstatig dragen
voormans hak en hielen af.


Heel de Dingespermentasie
vormden om de kuil een O
dominee hield een predikasie
over Christenheil en zoo
over dood en over leven
zoo kortstondig als het gras
treurend snoten al de neven,
om den duur van het gewas.


Hier ligt in z'n Heer ontslapen
(oogen toe en zonder weet)
de geliefde, zeer rechtschapen
makelaar in kinderleed.
Spekulant in graan en krotten,
zwaar geschut en menschenwee
God zijn ziel! .... Het graf z'n botten!
Dikke Dinges R.I.P.



De door mij bijgevoegde prent is van Albert Hahn

zaterdag 16 april 2011

artistiek proces

Het artistiek proces is iets geheimzinnigs en onnavolgbaars. Voor de kunstenaar is het dan ook moeilijk iets zinnigs te zeggen over de keuzes die hij maakt tijdens het scheppingsproces.

De dichter Leo Vroman echter, kan er heel fijntjes wel íets over verklappen, nadat hij zijn gedicht Koude regen heeft voorgedragen.

vrijdag 8 april 2011

Vroman

Morgen, 10 april, viert Leo Vroman zijn 96ste verjaardag.
Hij is een van mijn favorieten. Zijn gedichten hebben altijd een aangename terloopsheid, alsof het geen gedichten zijn. Een vanzelfsprekendheid.

Op Vroman zal ik in deze blog vaker terugkomen. Vooral ook omdat hij veel gedichten van tekeningen voorziet en beeld in deze blog, zoals eerder gezegd, een belangrijke rol speelt. Deze blog heet niet voor niets: ZIE gedichten.

De nacht van 14 mei 1940, luttele uren vóór het bombardement op Rotterdam, is een van de spannendste nachten uit Vromans leven geweest. Terwijl de Nazi's Nederland binnenvielen, nam de joodse biologiestudent overhaast vanuit Utrecht een taxi richting kust. In zijn geboorteplaats Gouda had hij een korte stop om afscheid te nemen van zijn ouders. Zijn verloofde zag hij zeven jaar later pas terug.

In 2007 heeft de gemeente Gouda aan Vroman gevraagd zijn herinneringen aan zijn geboortestad te verbeelden. Dat resulteerde in een prachtige zeefdruk: Mijn eigen Gouda




Let vooral op de rechteronderzijde van dit gedicht. Hier brokkelt de pagina af. Vroman zelf zegt hierover dat dat met zijn geheugen te maken heeft: dat neemt af. Maar als je nauwer kijkt zie je dat de afbrokkelende pagina langzaamaan verandert in een landkaart. Een kuststrook.


zondag 27 maart 2011

beren

De nieuwe stadsdichter van Rotterdam, Ester Naomi Perquin, heeft haar eerste stadsgedicht geschreven. Een ode op het nieuwgeboren ijsbeertje in Blijdorp, dat na enkele duistere maanden in het hol van moeder (uiteraard vastgelegd op webcam), vorige week aan het publiek in de buitenlucht gepresenteerd kon worden.

Dit aardige gedichtje is in de Diergaarde op posterformaat te bewonderen en in alle vestigingen van Bibliotheek Rotterdam gratis te verkrijgen op een grappig vormgegeven postcard.

'Vicks' heet de witte knuffel, want nu Blijdorp door bezuinigingen ernstig bekort wordt in haar subsidies, heeft zij ostentatief besloten de dieren te vernoemen naar haar commerciële sponsors. Deze in principe wanstaltige daad spreekt tot de verbeelding. Ik verheug me op alle schattige jonge diertjes die nog geboren gaan worden, en op alle sponsoren die hier gretig hun naam aan willen verbinden.

Wat te denken van een gorilla die voortaan gewoon Big Mac heet? Weg met Bokito!
Of een deftig doodshoofdaapje met de naam Louis Vuitton? Een Burberry-luipaardwelpje, een Knorr-schildpad en daarnaast een Dieselotter. Mogelijkheden te over!
Welke vogel biedt zich aan voor de naam WC-eend?

Terug naar de stadsdichter met haar ode op Vicks. Ze lift natuurlijk een beetje mee op de mediahype rondom de enige echte oorspronkelijke witte knuffel: KNUT in de zoo van Berlijn. Deze publiekslieveling vond onlangs op zeer tragische wijze de dood.

Ach, ik weet het niet hoor. Volgens mij hebben ijsberen weinig met poëzie. Soms vraag ik me af of ze buiten de onvermijdelijke bordjes NIET AAIEN wel kunnen lezen.
Vandaar hierbij mijn eigen gedicht voor ongeletterden:

Knoet is goed
Vicks is nicks


Niet mee eens? Reageer!

dinsdag 15 maart 2011

Boeiende gastheer

Voor mij kwam het onverwacht, maar het oude beroemde popidool Henny Vrienten blijkt een groot poëziekenner en een verwoed verzamelaar te zijn. Gezien zijn werk misschien niet eens zo verbazingwekkend, maar dat is achteraf gedacht.

Een half jaar geleden verscheen de bundel: Zwaan kleef aan, waarin Vrienten een bonte verzameling gedichten van velerlei pluimage aan elkaar praat. Als ik het zo zeg, klinkt het weinig aanlokkelijk, maar dat is het juist wél.

Op een heel terloopse, onnadrukkelijke manier weet Vrienten gedichten uit verschillende culturen en verschillende tijden met elkaar in verband te brengen. Zo leidt hij je, meestal wel thematisch, maar soms ook via een enkel trefwoord, van het ene gedicht naar het andere.

En als lezer volg je zijn spoor en valt van de ene verwondering in de andere. Zijn commentaar is kort en bondig en vrij lichtvoetig. Het volgt meestal per twee gedichten, maar soms ook niet, zodat een strak stramien voorkomen wordt. Zo blijft de sfeer natuurlijk en ongedwongen.
Hoe meer je er in leest, hoe verbazingwekkender het wordt, want feitelijk ontpopt Vrienten zich hier als een buitengewoon boeiende gastheer in zijn bibliotheek.

De verzameling is zeker bont, varierend van 13de-eeuws Engels tot 21ste-eeuws Pools, van 19de-eeuws Amerikaans tot 20ste-eeuws Bulgaars. Toch zijn er juist veel overeenkomsten: de meeste gedichten zijn 20ste-eeuws en bijna allen zijn heel toegankelijk. Exorbitante taalexperimenten zijn achterwege gelaten, evenals onnavolgbare, navelstarende verwijzingen. Daarbij geeft hij van enkele gedichten meerdere vertalingen achter elkaar. Dat is altijd verhelderend natuurlijk: te zien hoe verschillend vertalers te werk gaan.

Deze bundel Zwaan kleef aan is verschenen in de serie rainbow essentials van de samenwerkende uitgeverijen Muntinga en De harmonie. Op zich al een mooie serie: kleine stoere deeltjes voor een klein tientje, verzorgd, gebonden en gevarieerd.

En ook te leen in Bibliotheek Rotterdam: op de tweede verdieping bovenaan de roltrap naar links op de afdeling poëzie.

donderdag 24 februari 2011

Is it a bird...?

Tja, het is een zeer apart, maar vaker beschreven verschijnsel. Er zijn mensen die er een hobby van maken alles achterstevoren uit te spreken. Wellicht is het een dwangneurose, zoals de bekende schrijfster en beeldend kunstenaar Charlotte Mutsaers eens vrolijk opperde.

Zij is zelf gespecialiseerd in het achterstevoren spreken. In een onvergetelijk interview met Adriaan van Dis in 1983, potdomme alweer bijna dertig jaar geleden, gaf zij een staaltje van haar kunnen. Daar zong zij het kinderliedje In een groen, groen knollen- knollenland... achterstevoren. In koor met Van Dis, die het gewoon zong.

Twee weken geleden kon Nederland kennismaken met de elfjarige Marieke, via Youtube.
Zij zegt het klassieke, 18de-eeuwse gedicht Jantje zag eens pruimen hangen op. Achterstevoren.
Of dat dichtkunst is, zou ik niet durven zeggen. Maar het gaat wél over klank en taal...

Zoals beloofd...

Tja, ik had het beloofd in mijn eerste bericht over de klassieker Jantje zag eens pruimen hangen...

Zoals gezegd is dit gedicht uit de late 18de eeuw nogal gehaat bij ouderen. Dit omdat zij gedwongen werden het uit het hoofd te leren. Zo is het vele generaties vergaan. Tegenwoordig kunnen wij er luchtiger mee omgaan.

In de loop der eeuwen zijn er vele muzikale interpretaties van gemaakt. In mijn eerdere bericht van 9 december 2010 gaf ik de muziek van een tijdgenoot van Hieronymus van Alphen. (zie archief)
En hier dan, tweehonderd jaar later, de jaren zeventig vertolking door de band RK Veulpoepers bv.

Lange tijd zijn de Veulpoepers een begrip geweest in Brabant en omstreken. Een aanstekelijke, energieke band, het was altijd een feest om ze life mee te maken op festivals. Bij deze vertolking echter, heb ik wel wat kanttekeningen. Te grof, te stamperig, te weinig serieuze aandacht aan besteed. Het had beter gekund, jammer.

Elke tijdgenoot zal hier de beroemde, maar sterk vertraagde hit One step beyond van de Britse band Madness in herkennen. Dat was al een weinig genuanceerde stamper, en nu het tempo eruit gehaald is, blijft er feitelijk weinig van over, helaas.
Maar desalniettemin, hierbij dan toch: Jantje zag eens pruimen hangen, door de RK Veulpoepers bv.



Ook weet ik dat er een mooie rap van Jantje en de pruimen gemaakt is. Ik heb hem ooit gehoord, maar hoe ik ook zoek, ik kan hem niet weer vinden. Wie kent deze goede rap van Jantje? Reageer alstublieft!

dinsdag 15 februari 2011

Twijfel

Deze keer meer over Joke van Leeuwen, die enkele jaren geleden de stadsdichter van Antwerpen was. Zij is zo'n typisch twijfelgeval, afkomstig uit Nederland, maar gedurende haar leven vooral werkzaam in België.
Dat is geen onbekend verschijnsel, want onze huidige Dichter des Vaderlands, Ramsey Nasr, is ten slotte een Rotterdammer die al vanaf zijn 17de in Antwerpen woont.

Hier in Holland waarderen wij Joke van Leeuwen vooral om haar kinderboeken en bovenal om haar bijzondere illustraties. Dat is een groot goed, want in tegenstelling tot de Angelsaksische gebieden, wordt in Noord-West Europa de jeugdliteratuur heel serieus genomen.

Maar eveneens lijkt het wel of dat juist haar waardering als dichter in de weg staat.

Zo is Van Leeuwens Twijfellied een typisch twijfelgeval. Het is op het oog een kinderlijk taalspel, een gedicht van kinderlijke eenvoud. Behoort dit tot de volwassen dichtkunst?

Er is een prachtig, grappig en zorgvuldig tekenfilmpje gemaakt van dit gedicht, dat ik niemand wil onthouden. Maar hoe mooi ook: het doet geen recht aan het gedicht, aan de taal.
Daarom raad ik je aan eerst rustig het gedicht te lezen, alvorens het filmpje te zien.

Twijfellied
Doe ik wat ik kan?
Kan ik wat ik doe?
Denk ik: kan ik wat ik doe dan voel ik mij zo moe.

Moet ik wat ik denk?
Denk ik wat ik moet?
Moet ik wat ik wil en doe ik wat ik moet wel goed?

Zeg ik wat ik wil?
Wou ik wat ik zei?
Wou ik ook bij jou wat jij zei dat je wou bij mij?

Hou ik dan van jou?
Wou je dat ik zou?
Weet ik dat ik zei dat ik het zou wanneer ik wou?

Weet ik wat ik ben?
Ben ik wat ik weet?
Weet ik wat ik ken en wat ik kon als ik dat deed?

Mag ik wat ik wil?
Wil ik wat ik mag?
Dacht ik wat ik wou en wat ik mocht dat ik dat zag?

Weet ik wat ik zie?
Zie ik wat ik zul?
Zul ik wat ik kannen zou en weet ik dat ik lul?

Wul ik wat ik kou?
Kauw ik wat ik eet?
Weet ik wat ik at en deed ik dat als ik dat deed?

Voel ik wat ik heb?
Hoel ik wat ik veb?
Zoel ik wat ik doe wanneer ik dee dat ik het deb?

Zoals ik dat zei
zeik ik dat weer zo.
Wul ik dat ik kon dat ik zol donken wat ik ko!

Ho...





Dit gedicht van Joke van Leeuwen komt uit de bundel Vier manieren om op iemand te wachten uit 2001. Te leen in Bibliotheek Rotterdam.

woensdag 9 februari 2011

Tunnel

Weinig Rotterdammers zullen geen sentimentele gevoelens hebben bij de onvolprezen Maastunnel. En dan bedoel ik natuurlijk de fiets- en voetgangertunnel met zijn sfeervolle houten roltrappen. (Want dat autogedeelte is een beetje krap en uit de tijd en zaait vooral dood en verderf en daar kunnen we beter verder niet teveel over nadenken, hopend dat verkeersplanners dat intussen wel doen.)
En die ventilatiegebouwen natuurlijk, die vooral in een nog waterig, maar toch hoopvol voorjaarszonnetje, zo ongelooflijk wit en strak uitgemeten oplichten aan de Maasoevers. Vooral als je, net uit de klamme tunnel, met je fiets op de kop van Charlois staat en naar de noordoever kijkt. Onbeschrijflijk, nou ja, dat hoef ik niet uit te leggen, denk ik.

Antwerpen heeft ook een heel mooie fiets- en voetgangertunnel. De Sint Annatunnel onder de Schelde. Net als bij ons een belangrijke verbindingsweg tussen de beide stadsoevers. Net iets ouder dan de onze, uit 1933. Maar toch gelijksoortig en met houten roltrappen, zij het net iets minder imposant, gelukkig.

Wel doen ze er daar dan weer leukere dingen mee. De Antwerpse stadsdichter Joke van Leeuwen, een halve Nederlander die in België beter gewaardeerd wordt dan hier, maakte in 2009 een gedicht voor deze tunnel, dat voor twee maanden op de muren uitgeschreven stond.
Het Elfhonderdmetergedicht. Dat was een dikke 500 meter heen en ruim 500 meter terug, op beide muren.

En dan ben ik toch zo jaloers! Waarom hebben wij dat niet?

donderdag 3 februari 2011

Ogen dicht

Bijschrift toevoegen
Egidius, waer bestu bleven?
Deze beroemde zin is de eerste regel van een van de oudst bekende Nederlandstalige rouwgedichten, het Egidiuslied. Ik schaar het gemakshalve onder de funeraire poëzie, maar officieel moet je zeggen elegie, een klaagdicht.

In dit lied beweent de spreker zijn zojuist gestorven vriend Egidius. Hij zegt hem te missen en beklaagt zijn eigen lot: hij immers moet nog door in het harde aardse leven, in de weerelt liden pijn, terwijl zijn vriend nu vreugdevol is opgenomen in de hemel. Hij vraagt hem een plaatsje naast zich voor hem vrij te houden: verware mijn stede di beneven.

Het Egidiuslied kennen we uit het Gruuthuse-handschrift. Dit boekwerk is rond 1400 geschreven in Brugge en bevat onder andere bijna 150 liederen met muzieknotatie. Vooral dit laatste is bijzonder, want muzieknotatie uit die tijd is, vooral voor wereldse liederen, zeer zeldzaam. Daarbij zijn de meeste teksten uniek, dus niet bekend uit andere overleveringen. Het Gruuthuse-handschrift is dus niet alleen belangrijk voor de cultuurgeschiedenis van onze streken, maar ook voor de taalkunde en muziekgeschiedenis.

Precies vier jaar geleden kon de KB het handschrift aankopen. Gelukkig maar, want al die eeuwen is het in particuliere handen geweest, wat voor een zeldzame cultuurschat altijd onwenselijk is. Aan de andere kant slaan de Belgen zich nog voor de kop, want het is natuurlijk een doodzonde dat dit bijzondere boek niet ligt waar het hoort: in Brugge.

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven!
Dat was gheselscap goet ende fijn,
Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
Nu bestu in den troon verheven,
Claerre dan der zonnen scijn.
Alle vruecht es di ghegheven.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn!
Du coors die doot, du liets mi tleven.
Nu bidt vor mi, ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn.
Verware mijn stede di beneven:
Ic moet noch zinghen een liedekijn.
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn!
Du coors die doot, du liets mi tleven.


Nu blijkt het vandaag de dag nog niet mee te vallen om de zeer summiere muzieknotatie op een authentieke wijze weer te geven. Slechts enkele experts kunnen er wat van brouwen, en dan hebben ze nóg lekker wat om eeuwig over te blijven redetwisten.

Hieronder de vertolking van de Vlaming Paul Rans. Helaas zit er op Youtube dan weer een weerzinwekkend filmpje met zonsondergangen bij, (het gaat ten slotte over de dood, zullen de makers gedacht hebben). Ik raad je dus aan: ogen dicht, niet kijken, alleen luisteren:



Op de site van de KB staat veel over het Gruuthuse-handschrift, al mag het van mij nog wel wat uitgebreider: http://www.kb.nl/bladerboek/gruuthuse/index.html

maandag 31 januari 2011

Oh what a night!

Tja, de gedichtendag is alweer voorbij, maar zelf kom ik nog niet los van het gedicht dat voor deze gelegenheid, rond het thema NACHT, geschreven werd door de campusdichter van de Erasmus Universteit Rotterdam.

In mijn vorige bericht plaatste ik spontaan een filmpje hiervan, maar nu ik het terugzie en erover nadenk, vind ik dat dit gedicht van Lennart Pieters meer aandacht verdient.

Een zin als: aan beide zijden van de loop prijzen mannen hun god komt wat mij betreft in aanmerking voor klassieker.

de vader van twee in driedelig pak, legt zijn jas en geweten in de kofferbak is dan weer humoristisch, maar eveneens sprekend. En daarna die arme meneer Yamamoto, voor het laatst zichzelf niet waargemaakt, met zijn hartekreet op zijn bureau. Mooie zinsnedes allemaal.

Daarbij gaat dit gedicht in een nacht de wereld rond. Een mooie gedachte. Opeenvolgend zien we alledaagse flitsen uit het nachtelijke leven in Teheran, Rotterdam, Alabama, Byron Bay, Tokyo en Afghanistan en dan is het alweer ochtend.
Daarom hierbij alsnog de volledige tekst, voor alle sukkels zoals ik, die zo'n snel filmpje niet helemaal kunnen volgen....

Nacht
En de zon gaat onder.
Etalages sluiten hun stalen oogleden.
In de bazaar alle verse waar voor weinig.
De forenzen slaan hun slag en keren huiswaarts.
Jongeren bevolken de pleinen.
Waarvan weinig terecht geheel zonder vrees
De weg vragen naar geheime feesten.
En daar in de kelder in een donkere hoek,
Kust een man met een man.
Het is 9 uur s’avonds in Teheran.

Een boeggolf rimpelt zich naar de maaskade.
Klim je achterop mijn bagagedrager?
Roept een student naar een knappe hardloopster.
Ik heb pep en sos slist een dealer geniepig
Spreek me aan met Piet als je besluit te kopen.
In een wietkelder in West knipt een man gram na gram.
Het is 11 uur s’avonds in Rotterdam

Hi honey, it’s me. I’m just calling to say
I’ve been working late.
I’m sorry but we could use the money.
De vader van twee in driedelig pak
Legt zijn jas en geweten in de kofferbak.
Hij rijdt naar de Southside en laat zich versieren.
Trekt een paar Benjamins, laat zich plezieren.
Zij wil hem steunen, ze denkt hem te kennen.
Het is 1 uur s’nachts in Troy, Alabama.

De vlammen van de Poi zweven cirkels op de stranden
Vierliter pakken wijn wisselen van handen.
Het zwellende geluid van de brekende golven
Overstemd door gitaar en didgeridoo.
“Wonderwall” in samenzang van accenten.
Stelletjes kruipen in koepeltentjes.
Aan de rand van de bush doet een groep LSD.
Het is 3 uur s’nachts in Byron Bay.

Hoog boven een zee van neon licht
Met stropdas wapperend in de wind
Bevindt zich meneer Yamamoto.
Voor het laatst zichzelf niet waargemaakt.
Met zijn benen al over de rand van het balkon,
Wachtend op de rijzende zon.
Zijn hartenkreet ligt op het bureau
Het is 5 uur s’ochtends in Tokyo.

Helikopterwieken scheren door schapenwollen wolken.
De berg laat de nacht van haar schouders glijden.
Het dal braakt roffelende salvo’s
Laag over de hoofden van onze jongens heen.
Op hun knieën aan de rand van ’t papaver.
Aan beide zijden van de loop prijzen mannen hun god.
Het is 7 uur s’ochtends in Derawut
En de zon komt op.

woensdag 26 januari 2011

NACHT

Morgen, 27 januari, is het gedichtendag. Er worden weer heel veel activiteiten en bijeenkomsten georganiseerd, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Om eerlijk te zijn: meer in Vlaanderen dan in Nederland. Het lijkt daar toch meer te leven.

Voor een overzicht van activiteiten bezoekt men de website http://www.gedichtendag.com/ . Eigenlijk wel een aardige site, met lesmateriaal voor zowel basis- als voortgezet onderwijs.

Dit jaar is het thema: NACHT, zodat de activiteiten veelal vanavond al begonnen zijn. Zo dadelijk is er ook op tv nog een nachtuitzending van de Dode Dichters Almanak.

In Rotterdam blijft alles akelig stil. Wel wordt morgenavond natuurlijk in het Bibliotheektheater de nieuwe stadsdichter Ester Naomi Perquin gepresenteerd, zie mijn vorige bericht.

WEL verrassend: de Erasmus Universiteit blijkt een eigen campusdichter te hebben, Lennart Pieters, die speciaal voor deze gedichtendag een gedicht geschreven heeft:


zaterdag 22 januari 2011

Hup Ester!


Ester Naomi Perquin is sinds deze week de nieuwe stadsdichter van Rotterdam. Heel jong; eenendertig jaar en twee bundels oud, maar desondanks al veel gelauwerd. Minstens vier poëzieprijzen kreeg ze toebedeeld. Toch mooi als een dichter meer onderscheidingen krijgt, dan bundels schrijft.

Een nieuwe stadsdichter gaat helaas altijd gepaard met het afscheid van de oude. Twee jaar geleden moesten we afscheid nemen van de WoordDansers, wat best moeilijk was  -ik ben altijd slecht in afscheid nemen en het wennen aan het lege gat met de nieuwe opvulling daarvan-  en nu gaat Jana Beranová ons verlaten.

Ondanks mezelf ben ik van haar gaan houden. Een aimabele expressieve persoonlijkheid, van wie veel te leren viel. Al was het maar het verrassende feit dat Burgemeester Aboutaleb in zijn spaarzame vrije tijd stiekem gedichtjes maakt, en daarnaast ook arabische gedichten in het nederlands vertaalt. Beranová koos vorig jaar een door hem vertaald gedicht als gedicht van de maand.

Met de WoordDansers had Beranová gemeen dat zij een  -voor stadsdichters niet onbelangrijke- sprekende en overtuigende performance had. Vooral dat moet Perquin nog waar zien te maken. Maar we zijn vol hoop en vooral erg nieuwsgierig.

Komende donderdagavond 27 januari zal ESTER NAOMI PERQUIN feestelijk geïnstalleerd worden in het Bibliotheektheater Rotterdam.

Vooralsnog heeft Bibliotheek Rotterdam van haar beide bundels Servetten halfstok (2007) en Namens de ander (2008) slechts 1 exemplaar in omloop. Hopen dat er snel meer bijkomen. Dat is het minste wat een stadsdichter verdient.

Hierbij als voorproefje een gedicht uit haar tweede bundel, en ja, ik weet dat ik helemaal fout ben met mijn toegevoegde plaatje, daarmee stuur ik de lezer en ontneem hem een vrije visie op het gedicht, (zo krijgt 'ik wilde geen staart' een nieuwe betekenis). Maar ik doe het lekker toch. Moet je zelf maar gauw een bundel van Perquin in handen zien te krijgen!

Grote broer 

Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen
voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.
 
Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden,
raakte met haren in takken verward – jij haalde
een schaar en ik werd een soldaat maar
het zwaard was zo zwaar en het schild
kreeg ik niet van de grond.
 
Je schreeuwde me hoger – ik klom dus en klom.
Warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht
lag jij als een dier op de onderste tak.
                                                                                                                     
Er konden geen leeuwen of moordenaars komen.
Ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.

woensdag 5 januari 2011

BOEM PAUKESLAG

Bijschrift toevoegen
Nu ik het in mijn voorgaande berichten toch over concrete poëzie heb, mag een gedicht van Paul van Ostayen niet ontbreken. Hij is immers een van de grondleggers ervan.

Van Ostayen was een modernist. Dat betekent vooral dat hij de middelen van de kunst onderzocht. Zoals modernistische schilders de materie van de verf en het canvas waarop deze terecht kwam onderzochten, zo waren er dichters die, heel concreet, het effect van gedrukte letters onderzochten. Bij hen waren de gedrukte letters niet langer uitsluitend betekenisdrager, maar vormden ze een beeld dat aan die betekenis bijdroeg.

Het gedicht BOEM PAUKESLAG is in een destijds zeer ongebruikelijke typografie gedrukt. De letters moeten de intensiteit van de woorden uitdrukken. Uit de grootte en dikte van de letters kun je de intensiteit van het geschrevene opmaken. De plaatsing van de woorden maakt daarbij de tekst dynamisch.

Nu, een eeuw later, zijn wij vooral door reclameuitingen zo gewend aan speelse en betekenisdragende typografie, dat we van deze eerste experimenten nauwelijks nog koud of warm worden. Dat verklaart waarschijnlijk de vele hedendaagse geanimeerde versies van dit gedicht. Pas met beweging erbij, gaat het voor ons leven en krijgt het iets van zijn oorspronkelijke intensiteit terug.