donderdag 19 mei 2011

Wanhoop

Vandaag is het honderd jaar geleden dat Annie M.G. Schmidt geboren werd. Je kunt er lang of kort over zijn, maar haar werk heeft verregaande invloed gehad. Bij inmiddels vier generaties hebben haar versjes onuitwisbare beelden en begrippen in het hoofd geprent.
Aan Annie was niets zoetsappigs. Zo heb ik het als kind ook zeker niet ervaren. Meestal zat er iets vaag duisters aan haar verhaaltjes. Iets engs, dat je niet kon benoemen, dat je niet helemaal begreep. Of juist wél begreep, maar dan inderdaad niet kon benoemen.

Op de kleuterschool in 1970 moesten wij De Poedelman uit het hoofd leren. En die was zo eng, dat ik hier nog altijd de tekst niet wil weergeven.  Dat weerzinwekkende versje kijk ik nooit meer terug. Laat die griezel maar verzuipen in zijn sop. Dat komt ook doordat ik het verwarrende woord poedelen toen niet begreep, voor mij waren poedels de destijds erg populaire hondjes. Ik wou er ook eentje.

Dan dat fluitketeltje, ook een drama, feitelijk gezien. De wanhoop. Maar dat is tenminste wanhoop waarmee ik kan omgaan. Veilig omgebogen naar alledaagse spulletjes, goed inleefbaar, maar niet te dichtbij.
 


Het fluitketeltje

Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis
Het keteltje staat op 't kolenfornuis
De hele familie is uit
En 't fluit, en 't fluit, en 't fluit

De pan met andijvie zegt: "Foei, o foei!
Hou eindelijk op met dat nare geloei!
Wees eindelijk stil asjeblief
Je lijkt wel een locomotief"

De deftige braadpan met lapjes en zjuu
Zegt: "Goeie genade, wat krijgen we nu?
Je kunt niet meer sudderen hier
Ik sudder niet meer met plezier!"

Het keteltje jammert: "Ik hou niet meer op!
Het komt door m'n dop!
Het komt door m'n dop!
Ik moet fluiten, zo lang als ik kook
En ik kan 't niet helpen ook!"

Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
En het keteltje staat op 't kolenfornuis
't Fluit, en 't fluit, en 't fluit
Wij houden het echt niet meer uit
Echt niet meer uit...

zondag 15 mei 2011

schimmig

De Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal (1891-1970) blijft een schimmige figuur. Hij was een oplichter en heeft daarvoor in de gevangenis gezeten. Buitengewoon kleurrijk beschrijft hij het leven aan de zelfkant van de vroeg 20ste-eeuwse grote stad.
Zijn grootste succes, het beroemde jeugdboek Polletje Piekhaar (1935), verhaalt in een mengeling van plat-rotterdams en bargoens over het leven van een Rotterdams straatjochie, dat elke dag opnieuw inventief moet zijn om zijn dagelijkse kostje bijeen te scharrelen.
Het boek was een instant hit, maar werd vanwege het grove taalgebruik en de niet onaantrekkelijke criminele concepten, verboden voor scholieren. Veel ouderen herinneren zich hoe het boek stiekem onder de schoolbanken van hand tot hand ging. Ook ver na de oorlog.

Onderstaand gedicht van Van iependaal is niet uit Polletje, maar sluit wel aan op dit verhaal.


De steeg

De kerels kleven aan de hoek
Van het verpuinde straatje
En rollen, tussen fluim en vloek,
Het zoveelste piraatje

De vrouwen hangen, uitgedord,
Hun kommer en hun wrevel,
En al wat aan hun leven schort,
Reikhalzend uit de gevel.


Het late licht druipt loom en leeg
Door de gebarsten ruiten
En roept de kleuters van de steeg,
Die binnen zijn, naar buiten...

Naar buiten, waar het huisvuil rot,
In de verzande goten
En waar de jeugd een toegang tot
Een uitweg is gesloten


(piraatje = sigaretje)

vrijdag 6 mei 2011

Een goed begin

Ieder heeft zo zijn eigen manier om de dag te beginnen. Velen starten met een ondraaglijk ochtendhumeur. Wellicht is het onderstaande, lichtvoetige gedicht van Veronique van Dijk een goede tip voor hen.






De dag begint, de zon schijnt door de ruiten
Ik voel me slaperig, wat loom en zwaar
Ik rek me uit, er kraken beddenveren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar

Ik hoor de krantenjongen buiten fluiten
Het tuinhek piept: de ochtendkrant is daar
Ik moet me zo toch echt gaan toiletteren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar

De hond staat bij de deur en wil naar buiten
Hij jankt en piept en krabt en maakt misbaar
‘Ik kom er aan’, roep ik, en: ‘Krijg de klere
Nog één moment: ik kom eerst even klaar’

Ik ben nu werk’lijk bijna niet te stuiten
Het vrolijk morgenlicht dat ik ervaar
Lijkt mij alleen maar meer te stimuleren
Nog één moment: ik kom eerst even klaar